James Henry Dooley wordt gezien
als een van de zakelijke leiders van het “Nieuwe Zuiden”. James werd geboren op
7 januari, 1841, als de zoon van John en Sarah Dooley die naar Amerika
emigreerden vanuit Ierland. John Dooley groeide uit tot een zeer succesvol
hoedenmaker en was tevens oprichter en commandant van de Montgomery Guard. De
Montgomery Guard was een militie van Richmonders met Ierse roots. Alle leden
van de militie waren overigens vrijwilligers. Tevens waren de Dooleys
vooraanstaande leden van de St. Peter’s katholieke kerk.
In 1856 ging James Dooley
studeren aan Georgetown College. Georgetown College is momenteel Georgetown
University, ligt in Washington DC en is een kleinere universiteit, maar een met
een zeer gerespecteerde naam en reputatie. James onderscheidde zichzelf door
als eerste student, alle 4 jaren van zijn studie als beste van zijn klas te
eindigen. Hij studeerde af in 1860 en kort daarna sloten zowel James als zijn
broer John zich aan het leger van de Confederatie (Zuidelijke Staten). Beiden
sloten zich aan bij hetzelfde onderdeel, Company C, waar ook hun vader
onderdeel van uitmaakte. Tijdens de slag bij Williamsburg in 1862 raakte James
gewond en werd hij gevangen genomen tot augustus 1862. Ongeschikt geacht voor
verdere veldslagen ging hij aan de slag bij de artillerie en kreeg de rank van
majoor uit eerbied. Na de oorlog ging hij terug naar Georgetown University en
rondde daar zijn masteropleiding af.
Na het afronden van zijn
masteropleiding ging hij aan de slag als advocaat. Zijn sublieme capaciteiten
als advocaat, ondernemer en openbaar spreker legden hem geen windeieren. In
1871 werd hij dan ook gekozen tot de Virginia Legislature (wetgevend orgaan in
Virginia, omdat iedere staat afzonderlijk ook zijn eigen wetten en regels heeft
naast een set van landelijke regels aangezien veel zaken op lokaal niveau
geregeld worden). Hij werkte voor de Virginia Legislature van 1871 – 1877.
Zakelijk ging het James Dooley
voor de wind. In 1880 werd hij lid van de Board van Richmond and Danville.
Richmond and Danville focuste met name op het (her)bouwen en linken van kleine
verspreide spoorwegen. Het netwerk strekte zich uit tot diep in het Zuiden.
Verder investeerde James Dooley in de Sloss-Sheffield Iron and Steel Company
alsmede andere bedrijven in de Birmingham (Alabama) regio. Birmingham ligt op
ongeveer 1.100 kilometer van Richmond. Tevens trad hij aan als director van de
Chesapeake and Ohio (spoorweg) e.n was hij als als investeerder betrokken bij
een groot aantal andere ondernemingen in de regio waaronder enkele banken.
Als burgemeester realizeerde
hij een groot aantal projecten tussen 1870 en 1920 en overleed uiteindelijk op
16 november 1922 in het Grace Ziekenhuis op 81-jarige leeftijd. Eerst werd hij
begraven bij de voormalige soldaten van hetzelfde legeronderdeel op de
Hollywood begraafplaats. Zijn lichaam werd later opgegraven en bijgezet in het
Mausoleum op het Maymont landgoed. Door zijn nalatenschap en de verdeling
daarvan werd hij een van de grootste weldoeners in Richmond. Zo liet hij 3
miljoen dollar na aan het St. Joseph weeshuis wat op dat moment de grootste
erfenis ooit was ontvangen door een Rooms-katholieke liefdadigheidsinstelling
in de Verenigde Staten. Tevens liet hij Maymont na aan de stad Richmond en na
haar dood liet Sallie May Dooley een half miljoen na aan de Richmond Public
Library ter nagedachtenis aan haar man.
No comments:
Post a Comment